In gesprek met Prof. dr. Sanne de Vries Bijzonder Hoogleraar Bewegen tijdens de jeugd LUMC, Universiteit Leiden & Lector Gezonde Leefstijl De Haagse Hogeschool.
.png)
Mijn focus blijft om professionals met kennis te ondersteunen om kinderen meer en langer in beweging te krijgen en houden. Bij de LUMC Health Campus Den Haag werk ik bij de afdeling Publieke Gezondheid en Eerstelijnsgeneeskunde. Dit biedt mogelijkheden om meer samen te werken met huisartsen en medisch specialisten, zoals kinderartsen en cardiologen. Het gaat om het aanpassen van denkbeelden en systemen rondom preventie en gezondheid. De samenwerking met disciplines die minder dicht bij mijn huidige werk staan, zoals bestuurskunde en data science, wordt steeds belangrijker.
Absoluut. Het probleem zit niet in onwil, maar in hoe ons systeem is ingericht. Medische professionals komen vaak te laat in aanraking met preventieve vraagstukken. Het huidige financieringssysteem is gericht op behandeling, niet op preventie. Ook groepsleerkrachten, buurtsportcoaches en gymdocenten hebben weinig ruimte om gezondheid en motoriek structureel te bespreken met ouders en andere relevante stakeholders. We moeten het systeem dus anders organiseren en preventie beter bekostigen.
Op korte termijn niet, maar ik hoop dat we stappen zetten richting meer gelijkwaardigheid. Ons onderwijssysteem en zorgsysteem vergroten momenteel de kloof in gezondheidsverschillen. Kinderen moeten op zijn minst toegang hebben tot een gezond leven. Daar moeten we collectieve preventie en structurele aanpassingen voor realiseren.
Ja, dat is zorgwekkend. Eerder onderzoek vanKoolwijk et al. liet zien dat het om één op de vijf jonge kinderen ging uit drie regio's, nu één op de drie. Het idee dat kinderen vanzelf motorisch beter worden door twee keer in de week gym en af en toe eens buitenspelen klopt niet. Zonder structurele veranderingen blijft dit probleem bestaan. Dit zien we ook terug in andere onderzoeken, zoals de NRO-peiling Peil. Bewegingsonderwijs , waaruit blijkt dat het motorisch niveau van groep 8 op meerdere onderdelen is gedaald in de afgelopen decennia.
Gezien deze negatieve trends in het van grootbelang dat professionals de motorische vaardigheid en andere bouwstenen vooreen leven lang bewegen structureel monitoren tijdens de jeugd en eventuele achterstanden vroegtijdig detecteren, zodat daar door de lokale beweegprofessionals en beleidsmakers samen met andere professionals, ouders ende kinderen zelf passende maatregelen voor kunnen worden getroffen en systemische oplossingen kunnen worden bedacht. Dat betekent dat er vanuit verschillende mensen, organisaties en sectoren (onderwijs, kinderopvang, thuisomgeving, zorg, openbare ruimte) een sociale norm moeten worden gesteld, doelen worden geformuleerd, structuren, acties en interventies moeten worden aangeboden en ingericht die spelen, bewegen en sporten voor kinderen weer terugbrengen in het dagelijks leven en makkelijk, toegankelijk en leuk maken.
Beleidsmakers baseren hun keuzes niet altijd op cijfers en feiten. We moeten hen op andere manieren informeren, bijvoorbeeld door storytelling en het betrekken van de doelgroep zelf. Werkbezoeken en directe interactie met kinderen en jongeren zijn vaak effectiever dan rapporten. Daarnaast moeten we meer aandacht besteden aan gezinsaanpakken. Ouders spelen een cruciale rol, maar zijn lastig te betrekken.
Samenwerking is cruciaal. Ga op zoek naar partners buiten je eigen setting en werk samen. Luister goed naar kinderen en jongeren, en werk vanuit hun motivatie. Co-creatie is essentieel om blijvende gedragsverandering te realiseren. Jonge professionals moeten zich bewust zijn van hun voorbeeldrol en rol als bruggenbouwer en transitiemakelaar.
Ga in gesprek met kinderen en jongeren. Luister naar wat zij belangrijk vinden en hoe zij hun toekomst zien. Zij zijn de stemmers van de toekomst en verdienen een plek aan tafel bijbesluitvorming.
.png)