In dit openhartige interview deelt kinderarts Ines Von Rosenstiel haar zorgen én oplossingen. Over obesitas, vapen, mentale druk én waarom preventie volgens haar geen luxe is, maar pure noodzaak. Een must-read voor beleidsmakers die écht verschil willen maken in de leefwereld van kinderen.
Kinderarts Ines von Rosenstiel werkt al ruim 25 jaar in de kindergeneeskunde, met speciale expertise in obesitas bij kinderen en integrale zorg. Vanuit haar spreekkamer in ziekenhuis Rijnstate ziet ze dagelijks de gevolgen van ongezonde leefstijl. “In mijn spreekkamer zitten jongeren van150 tot 180 kilo, soms al met diabetes type 2 of hoge bloeddruk. En dat zijn géén uitzonderingen.”
De cijfers liegen er niet om: 14,2% van de 4- tot 17-jarigen heeft overgewicht, waarvan 3,6% obesitas (CBS/RIVM, 2024). Daarbovenop kampen steeds meer jongeren met longschade door vapen. Toch ziet Von Rosenstiel ook kansen — mits preventie eindelijk structureel wordt aangepakt en beleid, wetenschap en praktijk elkaar beter weten te vinden.
"Ik ben een ochtend mens, dus ik kom graag mijn bed uit. Wat me blij maakt in mijn werk, is het contact met kinderen en hun ouders. Als we samen vooruitgang boeken, geeft dat echt voldoening.”
“Ik werk nu drie dagen als kinderarts en twee dagen in de volwassenenzorg. Kinderen hebben een enorme veerkracht. Daarnaast is het vak breed: van prematuren tot18-jarigen, met bij elke levensfase andere uitdagingen. Dat maakt het boeienden afwisselend.”
“Op eenschaal van 0 tot 10 zou ik het een 5 geven. Er zijn mooie initiatieven rondvoeding en beweging, maar ontspanning en sociale relaties krijgen nog te weinig aandacht.
In onze prestatiemaatschappij ervaren kinderen veel druk, op school en in sport. Dat gaat vaak ten koste van ontspanning en sociaal contact. Ook obesitas blijft een groot probleem: bij kinderen van 4 tot 12 jaar is de stijging gelukkig gestopt, maar bij tieners neemt het weer toe.”
“Over het algemeen ben ik gematigd positief over de ontwikkelingen op het gebied van preventie in Nederland. Er zijn meer integrale aanpakken waarin disciplines samenwerken. Het besef dat je in de eerste duizend dagen van een kind het fundament legt, wint terrein. Gemeenten spelen daar steeds actiever op in.
Toch blijft sociale ongelijkheid in gezondheid een groot probleem. Kinderen uit achtergestelde wijken hebben minder toegang tot gezonde voeding en sport. Daar moeten we gericht in investeren.”
“Preventie richtte zich lang vooral op het gedrag van kind en ouders. Nu zien we steeds duidelijker dat de omgeving cruciaal is – nog meer dan bij volwassenen. Opgroeien in armoede, stress, weinig bewegen, de hele dag digitaal en ongezonde voeding maakt kinderen extra kwetsbaar.
Beleidsmakers moeten weten wat écht werkt en dat opschalen. Wat niet werkt, moeten we stoppen. Nieuwe kennis moet elke paar jaar worden meegenomen in beleid.”
“Armoede is een van de grootste blinde vlekken. We bereiken kinderen uit lage sociaal-economische klassen te weinig. Schoolprogramma’s zijn effectief omdat ze iedereen bereiken, maar community-based programma’s trekken vaak mensen aan die al bezig zijn met gezondheid.
Een one sizefits all-aanpak werkt niet. We moeten programma’s aanpassen aan de doelgroep, anders bereiken we de kinderen die het het hardst nodig hebben, nog steeds niet.”
“Lokale netwerken en kinderartsen kunnen veel meer samenwerken. Kinderartsen moeten weten welke programma’s er in de wijk bestaan, zodat we gezinnen daar actief naartoe kunnen verwijzen. Regelmatige bijeenkomsten tussen zorgprofessionals helpen om informatie uit te wisselen en elkaar te versterken.”
“Ik zie jongeren van 150 tot 180 kilo, vaak al met diabetes type 2 of hoge bloeddruk. Ze hebben te maken met fysieke problemen, maar ook met mentaal lijden en pesten. Daarnaast hebben veel kinderen te maken met mentale problemen door de coronaperiode en de overdaad aan digitale prikkels. En bij kinderlongartsen zien we ernstige longaandoeningen door vapen, ook op jonge leeftijd.”
“We moeten toe naar integrale multicomponentaanpakken. Gemeenten zouden moeten kijken water al is, en dat slim verbinden. Dat kan via professionals zoals buurtsportcoaches of jeugdgezondheidswerkers, die als ‘makelaar’ tusseninitiatieven optreden.
De kennis is er, de intentie ook. Nu moeten we het samenbrengen.”
“Preventie is geen luxe, maar een medische noodzaak. Elke euro levert op termijn tot veertien euro op in zorgkosten. Maar dan moet beleid gebaseerd zijn op recente wetenschap, ook door te leren van wat in andere landen werkt.
En: betrek kinderen en ouders zelf bij beleid. Zij weten wat er speelt. Zorg voorvoldoende middelen, niet alleen geld, maar ook tijd en ruimte voorprofessionals om samen te werken.”
“In Arnhem hebben we met het programma Gezond Onderweg flinke stappen gezet: van 4 naar 14wijken en omliggende gemeenten. Maar cijfers over vapen, schermgebruik of bewegen bij kinderen ontbreken vaak. Zonder inzicht kunnen we geen gerichte impact maken.”
“In onze vakgroep hebben we leefstijl en integrative medicine omarmd. We werken samen met projecten tegen overgewicht, geven presentaties in de week van de mentale gezondheid, de Gezond & Fit in Arnhem -maand en schuiven aan bij gemeentelijke tafels. Zo komt het ziekenhuisdichter bij de samenleving.”
“Ik zie een toekomst waarin leefstijl en preventie structureel onderdeel zijn van de kindergeneeskunde. Kinderartsen spelen daarin een actieve rol buiten demuren van het ziekenhuis, samen met andere professionals, om de gezondheid van kinderen te verbeteren.”
Wil je je verder verdiepen in een gezonde leefstijl voor kinderen? Luister dan de podcast van Rijnstate, waarin kinderarts Ines von Rosenstiel met experts praat over thema’s als voeding, slaap en ontspanning. Je vindt de afleveringen via rijnstate.nl/podcast.