Uit onderzoek van

Joris Hoeboer is gebleken dat we ons bevinden in een tijdperk waarin relatief veel kinderen overgewicht hebben en te weinig bewegen.

‍

Dit komt de motorische ontwikkeling van kinderen niet ten goede.
Gelukkig wordt hier op meerdere manieren aandacht aan besteed, waarbij vooral ingezet wordt op het bevorderen van een gezonde, actieve leefstijl.
De leefstijl van kinderen is een belangrijke zorg voor de huidige maatschappij, niet alleen nationaal maar ook internationaal. De toename van het gewicht van de kinderen kan verklaard worden door de sociale en lichamelijke omgeving waarin de kinderen tegenwoordig opgroeien. Ze bewegen minder, vooral door een toename aan zittende activiteiten.

‍

‍

‍

In Nederland is zo’n 80%van de kinderen onvoldoende lichamelijk actief.

In Nederland is zo’n 80% van de kinderen onvoldoende lichamelijk actief, deze kinderen halen de norm van minimaal 1 uur matig intensief bewegen per dag niet. Met de verminderde lichamelijke activiteit lijkt ook de motorische ontwikkeling aan verandering onderhevig. Dit komt ook aan bod in het artikel van Dennis Galema in de Telegraaf (22-12-2017). In dit artikel is te lezen dat 25% van de 16.000 kinderen die getest zijn met de MQ Scan, op de Athletic Skills Track (AST), onderontwikkeld is op motorisch niveau.

‍

Fundamentele motorische vaardigheden

De rol van de ontwikkeling van motorische vaardigheden in combinatie met een actieve leefstijl wordt weinig onderzocht. Er wordt minimale aandacht besteed aan de wijze waarop kinderen leren bewegen.

De motorische competenties worden in de basis gevormd door de zogenoemde ‘fundamental motor skills’. Deze fundamentele motorische vaardigheden kunnen onderverdeeld worden in twee gebieden; locomotorische vaardigheden en manipulatieve vaardigheden. Bij locomotorische vaardigheden gaat het om het bewegen van het lichaam door de ruimte, zoals wandelen, hardlopen, huppelen en hinkelen. Bij manipulatieve vaardigheden gaat het om gooien, vangen, schoppen en rollen.

Kritische drempel theorie

‍

Seefeldt is één van de wetenschappers die geïnteresseerd is in de relatie tussen het leren van fundamentele motorische vaardigheden op jonge leeftijd en de effecten daarvan op de latere lichamelijke activiteiten. In 2001 deed hij hier onderzoek naar. Hij spreekt van een ‘vaardigheidsbarrière’: als een kind qua motorische competentie niet op een zeker basisniveau zit, ook wel de kritische drempel genoemd, zal de interesse in lichamelijke activiteit drastisch afnemen naarmate het kind ouder wordt.

‍

Kinderen die zich qua vaardigheidsniveau boven deze drempel begeven, zullen eerder hun motorische vaardigheden inpassen in levenslange lichamelijke activiteiten. Dit geldt echter niet voor de kinderen die onder deze drempel zitten, hier is de kans op afhaken hoger.

Al met al is niet alleen de kwantiteit maar ook de kwaliteit van het bewegen van de kinderen belangrijk. En omdat deze de afgelopen jaren achteruit is gegaan, is het van belang dat er meer aandacht gegeven gaat worden aan de kwaliteit, middels de ontwikkeling van de fundamentele motorische vaardigheden op vroege leeftijd. Docenten lichamelijke opvoeding, buurtsportcoaches en professionals in de sport kunnen hier een belangrijke bijdrage leveren.

Bron, bron 2.

‍